Net als bij normaal haar varieert het groeipatroon van getransplanteerde FU's van persoon tot persoon - sommige haren groeien sneller, andere langzamer. Er zijn zogenaamde snelle groeiers en langzame groeiers, waarbij sommige patiënten al na 6 maanden duidelijk resultaat zien en anderen meer dan een jaar moeten wachten.
In de eerste dagen na een FUT-transplantatie ontwikkelen zich dunne korsten over de kleine incisies in het donorgebied. Deze verdwijnen naarmate de genezing vordert. Parallel aan deze korstjes valt het meeste getransplanteerde haar uit in de tweede of derde week na transplantatie. Patiënten hoeven zich hier geen zorgen over te maken, omdat dit een volledig natuurlijk proces is. De verminderde opname van zuurstof en voedingsstoffen verzwakt de getransplanteerde wortels, waardoor de haren die eraan vastzitten eruit vallen. Omdat de haarwortels alleen verzwakt en niet vernietigd zijn, beginnen er na 3 - 6 maanden nieuwe en sterke haren te ontwikkelen, zodra de wortels hun kracht hebben herwonnen. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij dichte pakking, bestaat de mogelijkheid dat niet alleen de donorharen uitvallen, maar ook naburige haren. Deze zullen ook weer groeien als deze periode van haaruitval is afgelopen. Dit zogenaamde shock loss is een kortetermijnverschijnsel dat zich bij bepaalde patiënten voordoet, waarschijnlijk veroorzaakt door operatiestress.
De nieuwe haarwortels beginnen direct na transplantatie nieuwe haren te produceren. In de eerste drie maanden zijn deze erg dun, vergelijkbaar met vlas. Daarna worden de haren dikker en sterker en na ongeveer een jaar is het eindresultaat goed zichtbaar. Alle getransplanteerde follikels produceren over het algemeen nieuwe haren, hoewel er enkele uitzonderingen zijn. Dit gebeurt echter vrij zelden.